Blog van Tonny - Schapen zonder herder

Wanneer je eenvoudig en onbevangen naar de wereld kijkt is het volstrekt duidelijk dat het allemaal niet zomaar, zonder doel, zonder bedoeling, zonder plan tot stand is gekomen. Natuurlijk, wanneer je dan wat verder en langer nadenkt komen er allerlei vragen. De vragen over het waarom van het leven, over gerechtigheid, over het onrecht en het lijden en over de aard van goed en kwaad. Dat soort vragen blijkt eigenlijk niet te beantwoorden. Er zijn boeken over volgeschreven, maar het wezen van het bestaan, of van God, kunnen we als mensen niet doorgronden. We moeten ons behelpen met beeldspraak (God is net als …’), maar we moeten dan wel heel goed beseffen dat iedere beeldspraak mank gaat.

Dit bericht is geplaatst op 19-04-2024

Een van de meest gebruikte metaforen in de Bijbel voor het wezen van God is die van de herder. Eigenlijk gaat het veel verder dan een beeldspraak. Wanneer God mensen uitkiest om zijn werk te doen op aarde, dan heeft Hij een duidelijke voorkeur voor herders. Het begint bij Abel, maar ook de aardsvaders Abraham, Isaak, Jakob, waren herders. David was een herder. En in de profeten van het Oude Testament maakt de Heer duidelijk dat Hij de leiders van Zijn volk vooral ziet als de herders van zijn kudde. We weten natuurlijk heel goed dat de Heer Jezus zichzelf de ‘Goede Herder’ noemt en het zal geen toeval zijn dat Hij medelijden kreeg met de mensen die achter Hem aan waren gelopen als schapen op zoek naar een herder. Je kunt daarover lezen in Mattheüs 9:36 en in Markus 6:34. Hulpeloos en weerloos zwierven ze rond, niemand die hen werkelijk bescherming bood, niemand die de kudde bij elkaar hield, niemand die hen werkelijk voedsel gaf.

Het leed laat God niet koud

Die beeldspraak van een volk op drift, als een kudde zonder herder, die was niet nieuw. Mattheüs en Markus, die dit zo opschrijven, waren natuurlijk bekend met die oude profeten. Ze gebruiken woorden die hun lezers moesten herinneren aan de aanklacht die Ezechiël honderden jaren eerder had opgeschreven. Dat was in de tijd van de ballingschap. Jeruzalem was verwoest en het volk was overal en nergens terechtgekomen. Het was een oordeel over hun zonden, ze hadden de puinhoop over zichzelf afgeroepen. Maar het leed en het verdriet liet de Heer niet koud. Hij had medelijden met al die mensen die maar niet goed konden begrijpen hoe dit allemaal had kunnen gebeuren. Ze hadden immers steeds gehoord dat God aan hun kant stond. Hij wóónde in Jeruzalem. Hij stond garant voor de veiligheid van zijn volk. Toch was het onvoorstelbare gebeurd: de stad was gevallen, de tempel verwoest. De koning, de hogepriester, de profeet, iedereen was gedood of gevangengenomen. Nu woonden ze ver van de heilige stad, ver van de woonplaats van God. Maar Hij ziet hun verdriet en verwarring.

Zonder herder raakten ze verstrooid, en werden ze door wilde dieren verslonden. Mijn schapen zijn verstrooid, ze dwalen rond in de bergen en hoog in de heuvels; over heel het aardoppervlak raken ze verstrooid, en er is niemand die naar ze omziet, niemand die naar ze op zoek gaat.

(Ezechiël 34:5-6)

Herder in hart en nieren

Dat zijn de woorden waaraan Mattheüs en Markus refereren. Wanneer Jezus de mensen ziet die achter Hem aan komen om iets van Zijn woorden op te vangen, komt dit beeld van Ezechiël bovendrijven. Dan laat Hij zien dat Hij zelf de Goede Herder is. Dan heeft Hij medelijden met die uitgeputte mensen. Dan zorgt Hij voor rust, geeft Hij voedsel en troost Hij de zieken en de zwakken. Hij doet dat niet wanneer Hij een keer een goede bui heeft en Hij verder niets beters te doen heeft. Nee, Hij is Herder in hart en nieren, Hij zorgt voor Zijn kudde tijdens de bittere kou van de nacht en ook in de brandende zon, om het met Jakob te zeggen (Genesis 31:40).

Ik ben de goede herder. Een goede herder is bereid zijn leven te geven voor de schapen. Een ingehuurde knecht, iemand die geen herder is en niet de eigenaar van de schapen, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is maar ingehuurd en de schapen kunnen hem niets schelen. Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen.

(Johannes 10:11-15)

Wat doen herders zoal?

Maar de woorden die Mattheüs en Markus aanhalen uit Ezechiël laten ons nog een verdere les zien. Want de mensen die het verhaal lazen waren vanzelfsprekend bekend met die eeuwenoude profetie. Zij wisten heel goed dat het beeld van de eenzaam ronddwalende schapen de afsluiting was van een klacht van de Heer over het gedrag van de leiders van Israël. Ze hadden niet gezorgd voor het geestelijke welzijn van het volk. Integendeel, ze hadden hun positie gebruikt om er zelf een comfortabel leven door te krijgen. De rijken hadden ze te vriend gehouden, want daar moesten ze immers hun inkomsten van verwachten. Maar de lastige gevallen hadden ze gemeden: de mensen in geestelijke nood, de mensen die de weg in het leven kwijt waren geraakt, de mensen die pastorale aandacht nodig hadden.

‘Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden? Jullie eten wel van hun kaas, jullie gebruiken hun wol voor je kleren en jullie slachten de vette dieren, maar de schapen weiden, dat doen jullie niet. Zwakke dieren hebben jullie niet laten aansterken, zieke dieren niet genezen, gewonde dieren niet verbonden, verjaagde dieren niet teruggehaald, verdwaalde dieren niet gezocht - jullie hebben de dieren hard en wreed behandeld.’

(Ezechiël 34:2-4)

Nu is het al te gemakkelijk om met de vinger te wijzen of om te denken dat ook in onze tijd sommige christelijke leiders deze woorden maar eens goed tot zich zouden moeten laten doordringen. Wanneer we dat doen zijn we gemakzuchtig. We vergeten dan dat Gods Geest maar zelden tot ons spreekt over de fouten van anderen. Hij spreekt vrijwel altijd over onze eigen situatie, over ons eigen hart. Het vergt moed om te erkennen dat veel van onze broeders en zusters eenzaam rondzwerven omdat wij niet in staat zijn gebleken hen bij de Herder te houden.